DJOUWÈ (het boekje)
Deuntjes - Airekes om te dansen voor blaasinstrumenten (België)
Deuntjes
De Waalse term arguèdène betekent zoveel als ‘deuntje’, of aireke in het Vlaams. Het is een muziekje dat wordt gespeeld door een handvol muzikanten, meestal leden van een fanfare of harmonie. De melodie, doorgaans een dans, wordt uitgevoerd door een solist, en meerstemmig begeleid door de andere muzikanten. Over het algemeen worden de melodieën op het gehoor overgeleverd van generatie op generatie. De begeleiding wordt zuiver geïmproviseerd: basnoten, tegentijden en tegenzang voegen zich spontaan bij de hoofdstem. De blaasinstrumenten kunnen ook het gezelschap krijgen van een grote en kleine trom. Deze amusementsmuziek wordt gespeeld ter verpozing in de marge van een officieel optreden, na een concert, een optocht, of elke andere festiviteit van de vereniging, in een sfeer van feest en goede luim. Naargelang van de omstandigheden kan zo’n arguèdènes-sessie van enkele minuten tot verscheidene uren duren. En met danslustigen erbij uitlopen in een geïmproviseerd bal.
De arguèdènes-praktijk kwam tot ontwikkeling in de loop van de negentiende eeuw, en liep parallel met de opkomst van de amateuristische muziekverenigingen. Na de Eerste Wereldoorlog begon het aantal verenigingen af te nemen, en zo ook het aantal arguèdènes-muzikanten. De dansen die tot dan populair waren – wals, polka, schottisch, mazurka, redowa, varsovienne, enz. – maakten plaats voor modernere vormen als de quick step, one step, charleston, tango en java, die ook opgenomen werden door de arguèdèneus. Tijdens een arguèdènes-sessie zijn tegenwoordig, naast oudere vormen die standgehouden hebben, ook melodieën te horen uit uiteenlopende genres als de jazz, de rock, de pop en het Franse chanson. Vroeger was de praktijk verspreid over heel Wallonië, maar vandaag leeft ze vooral nog voort tussen Samber en Maas, een gebied dat te paard zit op de provincies Henegouwen en Namen. Arguèdènes worden er nog gespeeld in verscheidene dorpsfanfares, en ook door sommige fijferspelers ter gelegenheid van de traditionele ‘militaire’ processies in de streek.
Deze muziekjes uit een andere tijd, maar met een onmiskenbare charme, worden vooral, maar niet uitsluitend, overgeleverd op het gehoor. Ze hebben een sociale functie, want ze dragen bij aan de cohesie van de groep, versterken de band met de gemeenschap, en vormen een corpus van immaterieel erfgoed dat blijft evolueren, vooral in een rurale omgeving. Het is een nog weinig bekend type van traditionele muziek dat nauwelijks wordt verkend door muzikanten van buiten het fanfaremilieu, en dat stilaan dreigt te verdwijnen. Redenen genoeg om deze arguèdènes in het voetlicht te plaatsen met een opname.
Herkomst
Deze opname stelt de oude vormen voor – walsen, polka’s, schottisches en mazurka’s – met melodieën uit verschillende delen van Wallonië. De streek tussen Samber en Maas – met de Laars van Henegouwen, de omgeving van Charleroi en het zuiden van Namen – is het best vertegenwoordigd, maar er zijn ook enkele uitstapjes naar Waals-Brabant en de Thudinie, de streek rond Thuin.
De arguèdènes op deze cd komen uit verschillende bronnen: sommige wijsjes hebben we geleerd van bejaarde muzikanten die op het gehoor speelden, andere melodieën kwamen tot ons in de vorm van notaties. Soms gaat het om composities van de arguèdènes-spelers zelf. In andere gevallen is de componist niet meer te identificeren, of werden de melodieën geput uit gedrukte uitgaven. Vaak wordt een arguèdène eenvoudigweg genoemd naar de muzikant die ze graag speelde.
De melodieën die door de muzikanten met de hand werden genoteerd in schriften of op losse bladen vormen een belangrijke bron bij het verzamelen. Sommige van die deuntjes gaan in feite terug tot gedrukte publicaties, maar werden gewijzigd en aangepast door de muzikanten die ze opnamen in hun persoonlijke repertoire. Een voorbeeld hiervan is de opener van de cd, de polka L’Ingrate (nr. 1), die werd opgeschreven door Octave Guyaux (1924-1984) en door hem ‘polka florennoise’ werd genoemd. Hoewel deze melodie ooit wel zal gespeeld zijn in de Naamse gemeente Florennes, gaat het eigenlijk om een concertpolka voor fanfare of harmonie die werd gecomponeerd door Jos. Bauwens (1883-1950) en gepubliceerd door de uitgeverij Le Réveil musical. De versie van Octave Guyaux is zo goed als identiek aan de oorspronkelijke uitgave, maar ze heeft een van de vier originele thema’s verloren.
Een arguèdène wordt vaak verbonden met die bepaalde muzikant die ze gewoonlijk speelde. Hij was er in zekere zin de eigenaar van, de vaste vertolker. Zo werd de Valse à Gabriel (nr. 2) dikwijls gespeeld op euphonium door Gabriel Tonglet (1932-2016), ter gelegenheid van uitstappen met de fanfare van Beauwelz of andere verenigingen waar hij deel van uitmaakte. De melodie was ook bekend als de Valse à Dispa, naar de naam van een andere muzikant. Gabriel onderscheidde zich herhaaldelijk op het Concours d’arguèdènes dat in Sivry wordt georganiseerd sinds 2005. Gilles, die vaak met Gabriel heeft samengespeeld, voert deze wals uit in dezelfde geest als Gabriel. Andere voorbeelden zijn de Polka à Urbain (nr. 5), vroeger gespeeld door Urbain Desoil (1916-1992) van Fontaine-Valmont (Henegouwen) en de Valse à Nestor (nr. 8), van Froidchapelle (Henegouwen). Deze wals werd gespeeld door Nestor Ducoeur (°1933) op het Concours d’arguèdènes van 2014, waar hij werd opgevangen door Laurent Stordeur, een andere doorgewinterde arguèdènes-speler. De Polka à André (nr. 17) komt uit het repertoire van André Palvasié (1932-2013), een uitstekende bugelspeler uit Rance (Henegouwen). Het is een ware etude voor de tongslag, een courant type van articulatie in de arguèdènes, hier ook te horen in de Polka à Auguste (nr. 22), die werd gespeeld door Auguste Masson (1928-2017) uit Nismes (Namen).
Terwijl sommige muzikanten alleen afgingen op hun geheugen, schreven andere fervente arguèdènes-spelers hun favoriete deuntjes zorgvuldig op in kleine cahiers. Verscheidene nummers op deze cd komen uit die persoonlijke schriftjes. De Redowa (nr. 4), een minder voorkomende variant van de mazurka, komt uit een muziekboekje van Fernand Liégeois (overleden in 1952) van Leernes (Henegouwen). De nostalgische Valse en mineur (nr. 11) werd geput uit een cahier van Louis Boulanger (°1929) van Ham-sur-Heure (Henegouwen), en de polka Petit Bébé (nr. 13) uit dat van Jacques Serville (°1949), een muzikant van Beignée (Henegouwen).
Andere handgeschreven arguèdènes zijn tot ons gekomen op losse bladen, zoals de mooie wals Regrets à la Fanfare de Fontaine-Valmont (nr. 14), gecomponeerd in 1960 en vaak gespeeld door Mélian Vander Jeugt (1937-1998), een bekend muzikant en lid van verscheidene Henegouwse muziekverenigingen. Dat is ook het geval van de Mazurka (nr. 16), vroeger gespeeld op bugel door Luc Borgniet (1894-1974), van Renlies (Henegouwen), en de wals Retour de Paris (nr. 21), die Léon Cogniaux (1887-1974) van Cerfontaine (Namen) doorgaf aan Marcel Dumoulin (1903-1995) van Sivry, twee vrienden die in 1940 op de vlucht waren in de Minervois, in het zuiden van Frankrijk.
Ook de handgeschreven boekjes van balmuzikanten bevatten muziek voor koperen blaasinstrumenten, doorgaans voor vier instrumenten, bugel, cornet, trombone of kleine tuba, en bastuba. Een cahier waarop de naam van de Henegouwse gemeente Pont-à-Celles is vermeld, bevat de schottisch Do mi sol do (nr. 9). De Schottisch n° 15 (nr. 15) komt dan weer uit een dansmuziekschrift van rond 1900, dat afkomstig is uit Bourgeois, deelgemeente van Rixensart (Waals-Brabant). Dit cahier werd ons bezorgd door Bernard Vanderheijden. Het hoorde toe aan een klein balorkest dat bestond uit Florius Gabriel (bugel), Edmond Vanachter (cornet), Jules Mataigne (trombone) en François Robrechts (tuba). Bijzonder aan dit kwartet was dat het optrad in het café Au Globe, op een verhoog dat vasthing aan een muur en waar de muzikanten op moesten klimmen langs een ladder.
Een kant-en-klaar dansrepertoire zonder auteursrechten voor bals en andere feestelijkheden vonden de fanfares in de gedrukte muziekboekjes van de reeks L’Aurore boréale, die in 1887 werd gelanceerd door de Brusselse uitgeverij J. Verhoeven. De arguèdènes-spelers hebben overvloedig geput uit dit corpus om hun persoonlijke repertoire te vormen. Toen de melodieën daarna werden doorgegeven op het gehoor ondergingen ze wijzigingen. Een mooi voorbeeld daarvan is de wals Tout va bien (nr. 6), een van de lijfstukken van de bugelspeler Marcel Dumoulin, muzikant van de fanfare van Sivry. Andersom heeft een andere muzikant van Sivry, de veldwachter Émile Baudoux (°1869), verscheidene arguèdènes van hem laten publiceren in L’Aurore boréale. Daaronder de charmante schottisch Sur le Mont Rosé (nr.3), die verwijst naar een bijzonder bucolische plek in het dorp. Daaronder ook de mazurka Gentille Lisette (nr. 12), wellicht genoemd naar zijn vrouw Élise. De polka Miss Broeck (nr. 19) uit L’Aurore boréale vinden we dan weer gekopieerd in verschillende handgeschreven cahiers van muzikanten, zoals dat Henri Van Calsteren, uit Charleroi. Het is een typische polka voor cornet, met driedubbele tongslagen, hier uitgevoerd door Pierre-Noël in de ongedwongen stijl van de oude cornettisten van de dorpsfanfares.
De schottisch Coucou (nr. 20) was, en is nog altijd te horen in het zuiden van Henegouwen en Namen, in verscheidene melodische lezingen. Deze versie is grotendeels geïnspireerd op een video op het internet, met muzikanten van de Harmonie royale L’Union van Fraire.
Nu nog zijn er muzikanten uit de fanfarewereld die arguèdènes componeren in de ‘oude’ stijl. Een van hen is André Philippe (geboren in Sivry in 1943), een professioneel trompettist en de huidige dirigent van de Royale Fanfare communale van Sivry, wiens grootvader Paul enkele mooie voorbeelden van acrobatische arguèdènes heeft geschreven. Tijdens zijn vakantie in Ailefroide, in de Hautes-Alpes, componeerde André de moeilijke Polka des clochers de Clouzis (nr. 7). Van zijn hand is ook de Valse du Monchau d’têre (nr. 18) die verwijst naar een plek in Sivry, vlakbij de Franse grens. Deze beide arguèdènes zijn rijk aan driedubbele tongslagen, een specialiteit van het huis van de componist. Pascal Adam (°1960), een muzikant die afkomstig is van Gerpinnes en heel actief is in het milieu van de volksmuziek, heeft aan À râse dè têre zijn speelse polka met de toepasselijke titel Joyeuserie (nr. 10) opgedragen. En Pierre-Noël Latour (°1975) heeft een haast surrealistische wals gecomponeerd, Sabine ou la douceur d’une jeune fille à l’aube du XXIe siècle (nr. 23), met ironische muzikale knipoogjes.
À râse dè têre
Het ensemble À râse dè têre zag het licht in 2005, na het eerste Concours d’arguèdènes georganiseerd door de Royale Fanfare communale van Sivry. Een bugel, een cornet, een euphonium en een bastuba vormen een evenwichtig ensemble dat heel geschikt is voor arguèdènes. De groep bestaat uit vier amateurs met een passie voor koperblaasmuziek: een museumconservator, een psycholoog, een postbode en een huisschilder. Ze komen voort uit de hafabrawereld, waar ze hun eerste muzikale opleiding kregen, die later werd voortgerzet in de muzikacademie of het conservatorium. Ze leerden de arguèdènes al samenspelend met oudere fanfaremuzikanten, en zo kregen ze de smaak te pakken voor deze kleine muzikale kantwerkjes met hun rustieke hartelijkheid en ouderwetse charme. De belangrijkste raad van de oude muzikanten was eenvoudigweg: Djouwè ! (Speel !).
1. Voor nog meer achtergrondinformatie verwijzen we naar het artikel ‘Les arguèdènes, une tradition musicale populaire wallonne’ op de site van Colophon.
CD: tracklijst
|